Moedertong
‘Er gaat niks boven de moedertong’, zegt de boer. Hij knikt naar de bruine ooi die aan een botergeel hoopje lam likt dat voor haar in het gras ligt te bibberen. ‘Wat zij kan, dat lukt je niet met een handvol stro.’ De ooi kijkt even op en concentreert zich dan weer op het droog likken en in vorm boetseren van haar pasgeboren jong. De rest van de kudde slaat het tafereel zwijgend en van een afstandje gade.
‘Ik wist niet eens dat ze drachtig was’, zegt de boer. ‘Geen idee wie er bij haar kan zijn geweest. Ik moet daar thuis de administratie maar eens op naslaan.’ Hij pakt het lam op en kijkt het snel tussen de achterpoten. ‘Een ooi.’ Met het lam in zijn armen loopt hij langzaam achterwaarts naar het grote hek.
‘Kom maar’, lokt hij het moederschaap. ‘Eèèèè’, krijt het lam. Haar allereerste geluid in de nieuwe wereld. ‘Bááááá’, roept haar moeder, en ze hobbeldehobbelt achter haar jong aan naar het aangrenzende weiland.
De andere schapen beginnen zich nu ook te roeren, opgewonden blatend en elkaar verdringend bij het hek. Rustig duwt de boer de nieuwsgierige dieren aan de kant. ‘Kalm maar, tantes.’ Hij vlijt het lam neer in het gras. Moeders dribbelt op haar af en begint onmiddellijk weer te likken. ‘Kunnen ze even in alle rust aan elkaar wennen’, zegt de boer. Hij sluit het hek voor de neuzen van de opdringerige meute. ‘Een wit lam in een bruine kudde’, peinst hij. ‘Ik moet daar thuis de administratie ook maar eens op nakijken.’